Het belang van de door de fiscus zo geliefde afroommethode voor het vaststellen van het gebruikelijk loon van de directeur-grootaandeelhouder (dga) neemt snel af. Niet alleen speelt de afroommethode onder de nieuwe gebruikelijk loonregeling geen rol van betekenis meer, ook in de rechtspraak wordt deze methode steeds vaker als ongeschikt beoordeeld.
De dga die werkzaamheden verricht voor zijn BV dient een zeker salaris te verlonen, het gebruikelijk loon. De bedoeling van deze wettelijke regeling is dat de dga een salaris geniet wat vergelijkbaar is met een niet-dga die dezelfde werkzaamheden verricht. In de Wet op de loonbelasting staat beschreven hoe het loon van de dga moet worden vastgesteld.
In het verleden bestond veel discussie tussen dga’s en de fiscus over het bedrag dat zij als loon moesten verantwoorden. De dga heeft er belang bij om het loon zo laag mogelijk vast te stellen. Immers, over het loon moet tot 52 procent inkomstenbelasting worden betaald. Wanneer het loon lager is, is de winst van de BV hoger. Door dividend uit te keren kan de dga het geld naar zich toe halen tegen een voordeliger belastingtarief.
Afroommethode
Voor met name management-BV’s paste de fiscus vaak de zogenoemde afroommethode toe. Deze methode werd in 2004 door de Hoge Raad toegestaan in een geval waarin de resultaten van de BV voor meer dan 90 procent afhankelijk waren van de arbeidsprestatie van de dga. De afroommethode gaat ervan uit dat de winst van de BV voortvloeit uit de arbeidsprestatie van de dga en dat om die reden het salaris van de dga direct afhankelijk is van die winst. De winst wordt als het ware afgeroomd met het salaris. Met deze methode kon het gebruikelijk loon in sommige gevallen flink hoog oplopen indien de BV hoge winsten had.
Extra zuur is het voor de dga wanneer in 2012 de eenmalige crisisheffing wordt ingevoerd (en herhaald) voor salarissen van meer dan 150.000 euro. De BV moet dan nog eens 16 procent extra afdragen. Op basis van een recente uitspraak zou het best eens kunnen zijn dat de vaststelling van het gebruikelijk loon op basis van de afroommethode onterecht was, en daarmee de crisisheffing ook.
Salaris vergelijkbare dienstbetrekking bepalend
Recente uitspraken van rechtbanken en hoven wijzen erop dat de afroommethode slechts in een zeer beperkt aantal gevallen toegepast kan worden. De wet schrift immers voor dat gekeken moet worden naar dienstbetrekkingen die vergelijkbaar zijn met die van de dga. Het salaris dat voor die vergelijkbare dienstbetrekking geldt, is bepalend voor de vaststelling van het gebruikelijke loon van de dga. Deze vergelijkingsmethode gaat voor op de afroommethode, zo werd onlangs nog bevestigd door het Gerechtshof Amsterdam.
Sinds 1 januari 2015 is de wettelijke gebruikelijk loonregeling gewijzigd. Het salaris van de 'meest vergelijkbare dienstbetrekking' is bepalend voor het gebruikelijk loon van de dga. Deze maatstaf vervangt het salaris uit de 'soortgelijke dienstbetrekking', welke tot en met 2014 gold. De reden voor deze wijziging is dat er altijd een meest vergelijkbare dienstbetrekking te vinden is in tegenstelling tot de 'soortgelijke dienstbetrekking' waarover vaak discussie bestond.
Vaststelling gebruikelijk loon vanaf 2015
Vanaf 2015 geldt dat het salaris van een dga tenminste gelijk is aan (de hoogste telt!):
- 75 procent van het loon dat wordt betaald voor het 'meest vergelijkbare' dienstverband (de vergelijkingsmethode).
- het loon van de best verdienende medewerker bij dezelfde werkgever, enkele uitzonderingen daargelaten.
- het wettelijke minimale dga-salaris van 44.000 euro.
Indien het salaris van de dga tenminste 44.000 euro bedraagt, ligt de bewijslast voor een hoger salaris bij de fiscus. Het is dan de belastinginspecteur die moet onderbouwen waarom het dga-loon hoger zou moeten zijn. Als de Belastingdienst daarbij het salaris van de meest vergelijkbare dienstbetrekking in stelling brengt moeten daarbij tenminste de criteria worden gegeven waarop de vergelijking is gebaseerd.
Bas Kortenbach is werkzaam als zelfstandig belastingadviseur in Den Haag. Hij heeft zich gespecialiseerd in pensioenen en inkomensvoorzieningen voor ondernemers. Voor Z24 levert hij vooral bijdragen op het gebied van oudedagsvoorzieningen en inkomensvraagstukken.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl